Alfred Warrinnier
laat wat me rest
herinneringen zijn
om binnenin te zingen
Levensloop
Warrinnier, Alfred (Edmond, Marie)
°Brugge, 10 maart 1938
Dichter, schilder, essayist
Emeritus Gewoon Hoogleraar aan de Faculteit Wetenschappen, dep. Wiskunde, afd. Algebra en Topologie, van de KULeuven.
STUDIES
Secondaire studies aan het Koninklijk Atheneum te Brugge (Verversdijk), moderne afdeling en de Koninklijke Cadettenschool te Laken, wetenschappelijke A, van 1951 tot 1954 en van 1954 tot 1957. Onder mijn merkwaardige leraars vermeld ik mijn wiskundeleraar op het atheneum, J.Mattheeuws en mijn leraar Nederlands in de Cadettenschool Frans Van Vlierden, alias Bernard Kemp. In de twee scholen eindigde ik als primus van het jaar en kende dus de last goed student te zijn. Mijn moeder vond dat ik naar de Cadettenschool “moest” omwille van de financies, in een gezin met vijf goede studenten moesten mijn ouders wel creatief denken. Of ik geschikt was om een loopbaan in het leger te beginnen was een andere zaak. Ik denk het niet en heengaan uit het Atheneum en Brugge is altijd een soort van verbanning geweest. Ik lukte in 1957 het toelatingsexamen van de Koninklijke militaire school, afdeling Polytechnische, na een opleiding in Aarlen vervoegden we de K.M.S. in de 112-de promotie.
Na twee jaar, in 1959 behaalden we het brevet van onderluitenantleerling Applicatieschool.
Ik was primus van de promotie en werd cacque van de 112-de.
Maar in 1960 moest ik de school verlaten omwille van een niet mogelijkheid om te trouwen in de Militaire School. Ik huw op 20 oktober 1960 Marie-Louise (Lou) De Causmaeker uit Blankenberge (° 8 april 1939). Uit het huwelijk worden geboren: Johan (1960), Jan (1962) en Hans-Christiaan (1970).
Eerst behaal ik de kandidatuur Wiskunde met onderscheiding voor de Centrale Examencommissie, eens de keuze van de studierichting gemaakt word ik van 1961 tot 1963 student aan de KULeuven in de licentie wiskunde. Ook was ik toen leraar aan het St. Pieterscollege in Leuven waar ik wiskunde, tekenen en natuurkunde doceerde.
In 1963 word ik licentiaat in de wiskunde op een thesis over de Algemene Relativiteit en behaal die graad met de grootste onderscheiding. In dezelfde adem werd ik ook geaggregeerde van het hoger secundair onderwijs met de grote onderscheiding.
Van oktober 1963 tot oktober 1967 ben ik assistent en doctoraatsstudent in Leuven. Ik had toen contact met Universitas medewerkers zoals Herman Parret, Herman Roelandts, Georges Adé, Eddy Stols enz., met velen bleef een grote vriendschap maar vooral een blijvende interesse en respect voor elkaars wetenschappelijke activiteiten.
In 1967 behaal ik het doctoraat Wiskunde na studies ondermeer in Lille, Amsterdam en Parijs. Ik kwam zo in contact met vele grote wiskundigen zoals Pierre Deligne (ULB), Alexandre Grothendieck, de vernieuwer van de Algebraïsche Meetkunde en medestichter van de groene beweging in Europa. Mijn promotoren waren Professor Louis Bouckaert, een zeer bekwame wis- en natuurkundige uit Leuven en Prof. Paul Dedecker, een man die voortdurend de wereld afreisde en door zijn vele ervaringen in Latijns-Amerika ons in contact bracht met wiskundigen uit Chili, Peru, en Brazilië. Ze drukten een grote stempel op mij “opvoeding”.
PROFESSIONELE LOOPBAAN
Na het leraarschap in het Sint-Pieterscollege word ik assistent aan de KULeuven bij Prof. Louis Bouckaert ( jaren later hebben mijn drie zonen in dat college gestudeerd ). Na mijn doctoraat maak ik dan de klassieke bliksemloopbaan van eind de jaren zestig. De professoren, die vroeger soms tot twintig uur per week doceerden, mochten plots niet meer dan zes uur les per week doceren. Er kwamen dus heel wat plaatsen vrij aan de universiteit temeer daar de overheid de ideeën van het “Colloque de Caen” overnam. Dit hield in dat een academicus niet alleen onderwijs maar ook en vooral onderzoek moest plegen.
Kortweg was ik in 1974 gewoon hoogleraar, merkwaardig genoeg had ik opnieuw soms tot twintig uur les per week ( ik was lang titularis, zonder vervanging, van 6 vrij grote cursussen). Zo ging ik 13 jaar voor 1 à 2 dagen naar Kortrijk waar de universiteit Leuven een bijhuis had, campus Kortrijk genoemd. De oprichting was een puur politieke beslissing die uitgevoerd werd met een minimum van materiële en vooral menselijke middelen. Gelukkig waren ook hier positieve aspecten: de studenten hadden veel begrip voor hun navetterende professoren en ik leerde veel interessante collega’s ook van andere faculteiten kennen, ik denk op mensen zoals Prof. Paardekoper, rector H.Brugmans.
Terwijl ik dus in verschillende faculteiten les gaf, zelfs in de economie, organiseerde ik in onze onderzoeksgroep algebra en topologie het onderzoek, vroeger onbestaand, ondermeer door seminaries te organiseren, ook met vrienden en collega’s van de U.C.L. Jammer genoeg moesten we dan de grote taalstrijd meemaken en verhuisden de Franstaligen naar Louvain-la-Neuve: een zeer dure politieke flater die het begin was van een breuk tussen de twee taalgemeenschappen daar waar een wederzijdse verrijking mogelijk en wenselijk was.
Met de jaren had ik ook het genoegen heel veel jonge studenten via de thesis op te leiden tot degelijke wiskundigen die vooral door het onderwijs zelf voor vernieuwing zorgden. Een 300-tal licentiaatthesissen, een tiental doctoraten en veel lessen en seminaries maakten dat we nooit het contact met de jeugd verloren. Door de zogenaamde “Moderne Wiskunde” en de Industriële Revolutie, later ook de informatica, was het aantal studenten immers fel toegenomen (200 eerste-kanners!).
Ik was ook bijzonder actief, tegen wil en dank, in het academische beleid. We waren immers erg onderbestafd en stonden in voor alle diensten met een minimum van administratieve hulp.
Ik was 9 jaar lid van het bureau van de faculteit, van 1982 tot 1985 vice-decaan, voorzitter van de programmacommissie wiskunde gedurende 15 jaar ( medeoprichter van de studierichting informatica, waarvan rector De Somer zei: het is overbodig want geen wetenschap maar we moeten volgen omwille van het studentenaantal), departementsvoorzitter van 1991 tot1998.
LITERATUUR
Van jongs af aan ben ik een grote lezer geweest, het is gratis, interessant en ik heb lang gedacht dat het geschreven woord juist was. Vooral in de Cadettenschool en de Militaire School waren er omvangrijke bibliotheken ter beschikking van de leerlingen. Ook culturele activiteiten waren legio: spreekbeurten, filmmuseum, cabaret en toneel (zoals “Wachten op Godot” met S.Rouffaer).
In Leuven waren de contacten, ondermeer met de Universitassers bepalend voor een verder contact met taal, kunst en filosofie. Ik woonde enkele hoogstaande seminaries bij van Prof. Ladrière en veel beroemde en beruchte voordrachten, zoals van A.Dewaelhens, J.Lacan en Derrida.
Ik was van Sint-Maartensdal, blok II nr.342, Leuven waar ik van 1963-1970 woonde verhuisd naar Oud-Heverlee, Ophemstraat 52, maar dat weerhield ons niet intens mee te leven met de borrelende cultuur in de universiteitsstad. In het jonge Stuc bijvoorbeeld waren we vaste klanten voor filmreeksen (Fassbinder, Bergman enz.) en de moderne dans. Meer en meer werd ik voor de literatuur, kunst en wetenschap gepassioneerd. Eind van de jaren tachtig begon ik met het schrijven van gedichten. Mijn eerste bundel “Gesprekken met de buitenwereld” dateert van 1985 maar werd nooit gepubliceerd, ze bestond uit 25 gedichten van 5 strofen van 5 verzen, waaruit mijn liefde voor mooie getallen nog eens moest blijken.
Zo kwam ik in contact met de Leuvense Schrijversactie-Europees Poëziefestival van Eugène Van Itterbeek. Van 1986 tot 1995 ben ik in de Blijde Inkomstenstraat bij Eugène erg actief geweest. Ik heb een tijdlang meegewerkt aan het tijdschrift “Letters”, aan de poëzieprijs van het centrum en aan de organisatie van de zeer hoogstaande Internationale Congressen die Eugène organiseerde. Vooral dat van “Poëzie en Wetenschap” in 1989 met een bijdrage over “Mathematics and Poetry” en deze (de laatste?) over Moderniteit en Traditie in 1995 met een bijdrage over “Modernité et Tradition dans les Sciences”. Ik was lid van de raad van bestuur en zelfs voorzitter (de laatste?) van het Europese Poëziecentrum, dat in 1996 gekapseisd is onder de druk van verzopen financies en innerlijke twisten. Wat later is de prachtige bibliotheek van het centrumvoor een prikje verkocht aan het Poëziecentrum te Gent en kort nadien zwaar beschadigd in een brand. Helaas!
Ik heb ook veel bijgeleerd en samengewerkt met de Leuvense Schrijversacademie “Wel” van Hans Devroe. Ik heb daar cursussen gevolgd over het Schrijven van verhalen, fictie en non-fictie, film, semiotiek maar vooral poëzie. Mijn eerste publicaties waren in de Letters van Eugène en in Wel van Hans Devroe. Ik heb een reeks essays over literatuur geschreven :”Robert Walser, Elsa Morante, Hermann Broch, Wiskunde en Poëzie, Oulipo enz.”.
Mijn eerste gedichtenbundel:”Het innerlijke van de Cirkel” verscheen in 1988 bij de Leuvense Schrijversactie van Eugène. Het was een mooie uitgave met tekeningen van Anatole Fomenko, een Russische wiskundige, beroemd voor zijn zwart-witte pentekeningen waar de wiskunde metaforisch gebruikt wordt om het sovjetsysteem te beschrijven in zijn gigantisme en gruwelijkheid. Ook in mijn poëzie wordt de kwalitatieve wiskunde gebruikt om gevoelens en het mededelen ervan uit te drukken. Een moeilijkheid is dat die wiskunde niet gekend is of verkeerd begrepen wordt. Maar soms is de interesse droevig laag. Neem de titel van mijn tweede bundel: “Porismen”, uitgegeven bij uitgeverij P van Leo Peeraer te Leuven. Een porisme is bij Euclides een stelling die opduikt in het bewijs van een andere stelling, Proclos spreekt van een geschenk der goden. Weinigen begrijpen of reageren!
Ook de titel van mijn vierde bundel was doorstroomd van wiskundig geformuleerde gevoelens: “Bijna nabij” draagt een symmetrie, een (weer)spiegeling en het omgevingsbegrip of nabijheid waarop de gehele topologie gebouwd is. Niemand is verplicht te begrijpen maar de dichter hoopt dat de intuïtie de lezer in de goede richting duwt. Iemand zoals de beeldhouwer Alexander Ketele heeft er een project rond ontworpen, drietalig verschenen ter gelegenheid van enkele tentoonstellingen.
Het meest geciteerde essay over Wiskunde en Poëzie is “ Ultimately, mathematics is poetry” in het “Humanistic Mathematical Network”, 1991 tijdschrift waarin heel wat reflectie over wiskunde en kunst te lezen zijn.
Maar dat kan ook in het Nederlands, in 2007 verscheen een themanummer van “Wel” met als titel “De mathematische Muze” waarin over dit betoverende onderwerp heel wat inlichtingen en voorbeelden staan.
Uiteindelijk was ik medeoprichter van Mengmettaal, een Leuvens kunstenaarscollectief. Kort na de teleurgang van het Europese Poëziecentrumhebben de meeste dichters van Leuven een losse vereniging in het leven geroepen die de beeldende kunsten en de poëzie bij elkaar bracht onder het impuls van Lieve Devijver, Mark Meekers, Johan van Cauwenberg, An Wiering en velen anderen werd met zeer weinig middelen elk jaar een programma opgebouwd en uitgevoerd dat meestal kunstenaars en dichters bij elkaar bracht. Dikwijls werd er rond een thema gewekt zoals “De dood”. Een hoogtepunt was de vertaling en de diverse opvoeringen van de “Pierrot Lunaire” een verassend frisse en sterk werk van de Franstalige Leuvense dichter F.Giraud. Mengmettaal vernieuwt zich voortdurend, heeft een uitmuntende website en blijft actief.
SCHILDER
Sinds jaren schilder ik allerlei vormen, als topoloog (de wiskunde van de vormen) ben ik door krommen en oppervlakken begeesterd. De band van Möbius is mijn geliefkoosd object.
Rond 2000 ben ik begonnen systematisch Jordan-krommen te tekenen. Dit zijn gesloten (zonder begin noch eind) krommen die zichzelf niet snijden. Het zijn dus vervormingen van de cirkel, maar het aantal mogelijke vervormingen is eindeloos in het oneindige vlak. Een verassend moeilijk te bewijzen, maar vrij natuurlijke bewering over Jordan-krommen is dat ze het vlak in juist twee gebieden verdelen, de binnenkant en de buitenkant. De krommen die ik teken worden ogen, bloemen, vogels, maskers enz. terwijl ze draaien rond twee, drie of meerdere (vaste) punten in het vlak. Dergelijke krommen zijn op continue vervorming na elementen van belangrijke groepen (vrije groepen op 2, 3 of meerdere generatoren).
Het merkwaardige en tot heden niet bekend is dat die krommen zelf een aritmetica dragen, b.v. van de vorm 3+5+8=16. Het zijn aldus, zegt Prof. E.Stols iconen van wiskundigen realiteiten. Men ziet bovendien dat de getallen dikwijls zo optreden dat een derde getal de som is van twee voorgangers, dat is karakteriserend voor de rij van Fibonacci.
Als kleuren gebruik ik het kleurenpalet van Plato uit zijn Timeus. Hij maakt elke kleur vanaf 5 basiskleuren met behulp van een eenvoudige formules zoals A+ 2B+C+D+E waarbij elke letter een kleur voorstelt.
Iconen in vers en beeld
Aan de hand van teksten en beelden zullen we tonen hoe tekens, zelfs wiskundige tekens, en beelden, zelfs -krommen die rond punten draaien een dimensionele inhoud kunnen dragen.
In zijn voor laatste boek "Spijt en Respijt" heeft alfred warrinnier de twee bij elkaar gebracht. Reeds op het titelblad zie je een Jordankromme die rond drie punten draait, de tekening draagt de formule 1+2=3 (in het aantal draaiingen). De titel, met de herhaling van “Spijt” (over wat voorbij is) met “Re” ( die het hernemen inzet).
Het Benjamenta Instituut is virtueel, verwijst naar de dichter R.Walser en zijn wondermooi boek "Jacob von Gunten".
Uit de bundel lichten we enkele gedichten. “Allerheiligen” typeert het 1 nov gevoelen dat ons telkenmale opnieuw overvalt . Het beschrijft ook de de echte inhoud van de relatie tot natuur en tot de andere. Samen de nodige (blaren rapen) en de fundamentele handelingen (ademen).Dit zelfde wordt in het beeld hieronder gesuggereerd : samen ademen, vliegen en leven. Nu is het een Jordan-kromme die het realiseert. Deze kromme draagt de formule 3+2=5 ( uitleg later).
allerheiligen
dat we nog samen blaren kunnen
samenvegen
en de steeltjes plukken
die klimop
achterlaat
- broos vervroren
langs de oostkant
van ons huis –
kijk wat leven is
en al de rest
ongezegd gebleven
blijft liggen
spreken:
samen
ademhalen
in de koude wind
Uit de helm geboren
Deze Jordan-kromme draait 2,3 en 5 keer rond zekere punten (zoek!) en realiseert dus de formule 2+3=5. Ik heb hier ook duidelijk een pre-fractale vorm gemaakt omdat dezelfde kromme zich gehaald. Het is een helm waaruit de twee geboren wordt.
Wijnglas
Bij lichtinval op een glas (rode) wijn ontstaan door projectie prachtige wiskundige krommen en oppervlakken, waarvan hier een illustratie.Deze beelden zijn ook zeer geschikt voor kunstfotografie.
Het duiveltje blijft nooit ver weg.
Masque et Bergamasque
In deze kromme werd punt-symmetrie gerealiseerd, we bekomen een tweedelig masker
De Jordan-kromme bestaat uit twee delen en realiseert door een puntspiegeling een symmetrie. Het geheel suggereert een masker dat uit twee delen bestaat.
Guido Gezelle
Er bestaat een foto van Guido Gezelle in gezelschap van een Kortrijkse familie. Een fotograaf uit Ieper (H. Asaert) haalde er in de jaren 1920 het gezicht van de grootste vlaamse dichter uit, na vergroting en bewerking bekwam hij een mooi beeld van G.G..
Ik kon een exemplaar kopen op de Brusselse vlooienmarkt, de verkoper kende G.G. niet en vroeg me 1 euro.
Deze wiskundige kromme geeft in een trek het prachtige hoofd van G.G. terug.
A.Fomenko: Vreemd
Deze "vreemde" man van Fomenko wordt overwelmd door de oneindige wiskunde en de verdrukking door zijn realiteit.Zie Het Innerlijke van de Cirkel
Poëzie:
Het Innerlijke van de Cirkel
Twee-eenheiden en 2+3=5
Deze bundel werd uitgegeven door Eugene Van Itterbeek bij de Leuvense Cahiers van het Europese Poëziecentrum, in quarto formaat. Hij is geïllustreerd met reproducties van tekeningen ven de grote Russische wiskundige Anatole Fomenko.
De tekeningen van Fomenko geven een indrukwekkend beeld van de hedendaagse wiskunde en illustreren zowel de meetkunde, met krommen, oppervlakken en topologische vormen als de getallenleer. Hij roept ook een bloedstollend beeld op van de verdrukking van de mens in de Sovjet Unie (de tekeningen waren toen verboden).Terzelfder tijd tonen ze de druk waaronder de wiskundige leeft en hem soms voert tot de waanzin.
Vreemd
vreemd
ik kan nu weerloos
door je kijken
de stilte beminnen
gevallen tussen ons
vreemd
ik kan nu kalm
en ijzig lachen
om onbegrip
dat langs me gleed
vreemd
het rimpelvlak
onder mijn zij
de trein die dendert
door de onrust
Zo Dicht bij Aanwezigheid
Uitgegeven door Eugène Van Itterbeek in het Europees Poëziecentrum "De 7 Slapers" te Leuven in 1994
De titel verwijst naar een tekst van Heidegger waarin hij zegt: het komt er op aan zich te wenden, door de beweging en de verandering, naar een blijvende aanwezigheid
Ik heb de Goden nooit bemind
ik heb de goden
nooit bemind
k
mijn vragen waren hun teveel
leed moest ik alleen dragen
wat ik verlangde was verkeerd
ik heb de goden
zeer ontstemd
mijn lach verbrak hun stilte
tranen konden ze niet verdragen
wat ik misdeed werd genoteerd
ik heb de goden
genegeerd
mijn wegen meden hun verkeer
twijfel kroop in de aders
wat ik deed kon hen niet eren
van de goden
heb ik afscheid genomen
hier een fragment van het titelblad van de bundel " zo dicht bij aanwezigheid"
het is de energie structuur van het woord CHRYSALLIS , de geometrische projectie van dat woordheeft de vorm van de werveling,het begin en einde van alle beweging, ontwerp POLYXENE KASDA 1994
porismen
Deze bundel werd bij Uitgever P in1992 gedrukt.Een porisme is volgens de Griekse meetkunde een eigenschap die bekomen wordt bij het zoeken naar een andere eigenschap, is dus een geschenk der goden.
Weer treffende tekeningen van A.Fomenko
ik heb alles
zei ik
in zekere zin
behalve
CIRKEL
en als hij niet langer cirkel is
tot punt verworden
op het witte blad
neergeworpen
hij zou zonder omgeving leven
zone-loos verloren zijn
nergens een baan
om ten onder te gaan
nergens een plooi
om in te schuilen
nergens een plaats
om ten onder te gaan
en als hij nu geen cirkel is
alleen maar stip
om middelpunt zijn
heersen kan hij dan worden
Bijna Nabij
Dit is mijn tweede bundel bij Leo Peeraer uitgegeven, de titel illustreert wat met wiskunde in de poëzie bedoeld wordt in het bijzonder is de symmetrie in de titel duidelijk, "Bijna Nabij" werd herhaald overgenomen, ook door de zeer wiskundig geïnspireerde beeldhouwer Alexander Ketele.
Woestijnen
woestijnen
ben ik blijven
benijden
geen water
geen vogels
geen lawaai
alleen vorm, volmaakt
in zand gegolfd
in korrels, uniform
tot in oneindig klein
heel fijn
in sferen opgedeeld
alleen ik weet
in een atoom
geconcentreerd
in een oase
ons is toebedeeld
genade
hij kijkt naar de wolken
met ogen die de hemel zien
van licht oker en donkere gloed
deze bundel werd ook,in 2000, uitgegeven bij Uitgever Peeraer te Leuven
de titel verwijst naar de komst van de herfstjaren, meer bezinning maar ook reflectie over wat onontgonnen blijft: het irrationaal getal van de spijt.
een zuivere 7+1=8
met de tijd
onderling
onmeetbaar
stroom ik soms mee
lig ik soms stil
tussen ons twee
tast
de eindeloze leegte
met broze vingers
af
schrijf in de tijd
het irrationaal
getal van de spijt
ik zou zweren
de gang
van zwanen
loopt langs lijnen
waar je het gezang
der goden hoort
daarom is het
zwanen
zwijgen
van spijt en respijt
deze bundel heb ik zelf gezet en uitgegeven te Leuven in 2010 ter gelegenheid van de viering van mijn 50-jarige huwelijk met Lou, aan wie de bundel opgedragen is
het Benjamenta Instituut, als uitgever vermeld, is de School waar men niets leert en waar geen leraars zijn van Robert Walser
TUINMAN
de tuinman
heeft de dreef
met weemoed afgezet
twee rijen cijfers
blijven rijden
naar oneindig
dwars snijden ze
het beeld
waar hij naar streeft
de tuinman
heeft de hoop
opgeveegd
zoveel lagen dromen
opgestapeld in zijn hoofd
tot aan de bergen
regendagen hoog
het onweer
ontloopt hij nooit
de tuinman
heeft de stilte
met vele talen
aangekleed
De Gedichten van het Jaar Nul
HERDER
I Het verlies
ik ben de herder
van de verloren schapen
tussen rotsen en wolken
zoek ik radeloos
mijn kudde en honden
troosteloze herder
zonder schapen
waar zijn de rovers
wie zijn de doders
groot is mijn verlies
heeft misschien een heks
schapen en lammeren
naar het ravijn gelokt
om de sabbat te vieren
met hun bloed en vlees
II De vondst
mijn arme schapen
ze lopen verloren rond
op een gesloten weide
in het dorp onbeschaamd
door hebzucht aangestaard
hun melk stelen
hun vacht afscheren
ze dan kelen
zo is het volk
ik moet de regel keren
midden in de nacht
als de slachters slapen
zal ik mijn schapen
weten weg te halen
de ram zal ze leiden
III De terugkeer
offeren we eerst een lam
goden krijgen graag hun deel
jullie mogen feesten
het vuur is aangelegd
de priester prevelt de gebeden
de weg terug is hard
in de dichte mist
zien we kuil noch tranen
wijl de muil van de beer
vol staat met kwijlwater
wegels liggen altijd
op de verkeerde plaatsen
bij de tweesprong
kiezen we ‘t verkeerde spoor
het loopt recht naar het water
IV Het Verraad
schapen kijken uit
naar warme plaatsen
zoeken het vuur
waar dansende vrijers
loze beloften maken
zouden wij ons huis verlaten
dolen in de mist
een verloren kudde schapen
opjagen met een list
langs verkeerde paden?
om met klamme handen
rillend van de angst
ze te jagen naar het ravijn
waar god en wolf wachten
op het beloofde festijn
Verlos ons van het kwade. Amen.
© 2016